“Het is niet ‘of of’……”
“….. het gaat uiteindelijk om de samenhang”

Theorie

Veiligheid

 

Het oudhollandse woord ‘veil’ betekent ‘zonder gevaar’. ‘Veilig’ verwijst naar een situatie zonder gevaar. ‘Veiligheid’ is hetzij de mate van afwezigheid van mogelijke oorzaken van een gevaarlijke situatie of de mate van afwezigheid van beschermende maatregelen tegen die mogelijke oorzaken.

 

Daarbij moet binnen het Nederlandse spraakgebruik onderscheid worden gemaakt tussen ‘safety’ en ‘security’. Safety richt zich op ‘accidentele’ ofwel onbedoelde incidenten, zoals brand, kortsluiting, arbeidsongelukken en voedselveiligheid, en security op ‘intentionele’ incidenten, zoals inbraak, agressie en sabotage.

 

Sociale veiligheid gaat over de mate waarin mensen zich beschermd voelen tegen bedreigingen van hun lichamelijke, psychische en sociale integriteit, veroorzaakt door menselijk gedrag. Het begrip heeft zowel een objectieve kant (de feitelijke aanwezigheid van incidenten, zoals geweld, intimidatie of discriminatie) als een subjectieve kant (het gevoel van veiligheid dat mensen ervaren).

 

Vertas richt zich vooral op ‘security’ en ‘sociale veiligheid’. ‘Safety’ valt buiten dat kader maar behoeft wel uitwerking. Het instrument van een Risico-Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) leent zich daar prima voor

Omgevingspsychologie

Het vakgebied omgevingspsychologie bestudeert de wisselwerking tussen mensen en hun fysieke omgeving en hoe deze interactie invloed heeft op gedrag, welzijn en veiligheid. Door inzicht te krijgen in hoe mensen ruimtes ervaren en gebruiken, kunnen we omgevingen ontwerpen die het gedrag positief beïnvloeden en het gevoel van comfort en veiligheid versterken.

 

Belangrijke aandachtspunten zijn onder andere:

• Beleving en perceptie: hoe mensen een ruimte ervaren, bijvoorbeeld qua overzichtelijkheid, veiligheid en geborgenheid.

• ​Gedragsbeïnvloeding: het stimuleren van gewenst gedrag en het ontmoedigen van ongewenst gedrag door middel van ontwerp en inrichting.

• Sociale interactie: het faciliteren van ontmoeting en verbinding tussen mensen om de sociale cohesie te versterken.

• ​Stressreductie en welzijn: het creëren van omgevingen die stress verminderen en het mentale welzijn bevorderen, bijvoorbeeld door (natuurlijk) licht, groen en rustige zones.

Bij het in kaart brengen van de mogelijke risico’s en bijbehorende aanbevelingen voor de binnenzijde van een gebouw kunnen de volgende uitgangspunten uit de omgevingspsychologie gehanteerd worden:

De environmental stress theory

De zogenaamde environmental stress theory beschrijft hoe omgevingsfactoren zoals lawaai, drukte, temperatuur, gebrek aan privacy etc. psychologische stress veroorzaken. Wanneer deze prikkels onvoorspelbaar of oncontroleerbaar zijn, kan dit leiden tot een gevoel van onveiligheid, mentale overbelasting en verlies van zelfregulatie.

 

Akoestiek

Een goede akoestiek is essentieel voor het verminderen van omgevingsstress en overprikkeling; geluidsoverlast wordt in de omgevingspsychologie beschouwd als een belangrijke stressor die de cognitieve belasting verhoogt, het gevoel van veiligheid vermindert en het risico op escalatie of terugtrekgedrag vergroot.

 

Privacy

Privacy is een fundamentele omgevingspsychologische behoefte die het gevoel van autonomie, controle en veiligheid versterkt. Visuele, auditieve en fysieke privacy bevorderen het gevoel van autonomie en veiligheid. Dit is essentieel voor doelgroepen met verhoogde kwetsbaarheid of trauma.

 

Prospect & Refuge Theory
De Prospect & Refuge Theory stelt dat mensen zich het veiligst voelen in omgevingen waarin zij enerzijds visueel overzicht (prospect) hebben en anderzijds de mogelijkheid om zich af te schermen of terug te trekken (refuge). Deze balans tussen openheid en bescherming ondersteunt een gevoel van controle, oriëntatie en psychologische rust.

 

Controle en keuzemogelijkheid

Het ervaren van controle over de eigen leefomgeving (keuze over waar je zit, wanneer je contact hebt, of je licht/donker wilt) verlaagt stress en verhoogt welzijn. Dit sluit aan bij zelfbeschikking en autonomie, belangrijke factoren voor het gevoel van veiligheid.

 

Crowding en capaciteit

Crowding is de subjectieve ervaring van te veel mensen in te weinig ruimte, ongeacht het aantal vierkante meters. De sociale dichtheid bepaalt of bewoners stress of controle ervaren. Ruimtelijk ontwerp kan dit positief of negatief beïnvloeden.

 

Defensible Space

De theorie van Defensible Space benadrukt dat een fysieke omgeving zo moet zijn ingericht dat bewoners zich eigenaar voelen van hun leefruimte. Dit stimuleert sociale controle, ontmoedigt ongewenst gedrag en verhoogt het gevoel van veiligheid. Duidelijke grenzen tussen privé, semi-privé en publieke ruimtes zijn cruciaal.

 

Arousal Theory

De Arousal Theory stelt dat zowel te veel als te weinig prikkels (arousal) een negatief effect hebben op het gedrag en welzijn van bewoners. Een gebalanceerd prikkelniveau bevordert alertheid en ontspanning, terwijl een disbalans kan leiden tot stress, vermoeidheid of verveling.

The Stress Curve (Yerkes and Dodson Law)

 

Attention Restoration Theory​

De Attention Restoration Theory stelt dat blootstelling aan natuurlijke elementen helpt bij het herstellen van mentale vermoeidheid en het verminderen van stress. Groen en natuurlijk licht bieden rustgevende stimuli en verbeteren het welzijn.

CPTED

Crime Prevention Through Environmental Design - in goed Nederlands Veilig Ontwerp en Beheer (VOB) - is een wereldwijd bekende aanpak die, door het aanpassen van de fysieke en sociale omgeving, criminaliteit voorkomt (objectief) en tevens het gevoel van veiligheid vergroot(subjectief). 

 

De zogenaamde 1e generatie CPTED met de focus op de fysieke wereld kijkt onder andere naar:

• Zichtbaarheid (zichtlijnen, verlichting, ‘gezien worden’)

• Eenduidigheid en herkenbaarheid (wat is van wie en wat mag hier wel of niet?)

• Toegangscontrole en compartimentering (wie mag waar wel of niet komen?)

• Aantrekkelijkheid en onderhoud (schoon, groen, heel, kleurig en verzorgd)

 

Daarnaast zijn er een 2e generatie (bevorderen van onderling sociale binding, verbinding met de omgeving en voldoende voorzieningen) en een 3e generatie CPTED (duurzame, inclusieve en gelijkwaardige gemeenschappen en een groene, biodiverse en gezonde leefomgeving).

De aanbevelingen die op basis van de gesignaleerde risico’s worden gegeven kunnen zich bevinden in de domeinen inrichting (ontwerp, fysieke maatregelen), beheer, organisatie en communicatie.

 

CPTED wordt in Nederland gestimuleerd door de Stichting Veilig Ontwerp en Beheer (SVOB) als een van de chaptersvan de International CPTED Association (ICA). De aanpak van CPTED is mede gebaseerd op de ISO-norm 22341.2021 en de Europese norm CEN/EN 14383-1.

Gecertificeerde CPTED Experts (RCE) passen de CPTED-principes toe in hun werkzaamheden. 
De SVOB beheert het RCE-register. De Hogeschool InHolland heeft in 2024 een onderzoeksgroep opgericht die zich bezighoudt met CPTED en VOB.

 

In Nederland worden een aantal op CPTED-gebaseerde instrumenten beheerd door het Centrum voor Criminaliteit en Veiligheid (CCV). Dit zijn onder andere het Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW), het Keurmerk Veilig Ondernemen en de Veiligheids Effect Rapportage (VER). 

De ministeries van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken ondersteunen het CPTED -gedachtegoed. Zo hebben zij recent de ontwikkeling van het Nieuw Handboek Veilig Ontwerp en Beheer, uitgegeven door de SVOB, mede mogelijk gemaakt. In het verleden hebben zij ook andere initiatieven, zoals de ontwikkeling van het PKVW, van harte ondersteund.

 

Alhoewel CPTED oorspronkelijk is ontwikkeld voor toepassing in de openbare ruimte zijn de principes ook toepasbaar als eerste stap binnen de beheersing van security binnen gebouwen of bedrijven(terreinen). Organisaties als Rijkswaterstaat en het RijksVastgoedBedrijf gebruiken CPTED als instrument in hun aanpak van sociale veiligheid.

https://www.svob.nl/

SRM

Security Risk Management (SRM) omvat het gehele proces voor het identificeren, beoordelen, beheersen en monitoren van securityrisico’s. Daarbij worden risico’s beoordeeld aan de hand van dreigingen (mogelijke incidenten), de belangen en het bestaande beheersingsniveau. Op grond van de uitkomsten van beoordeling kan een organisatie risico’s accepteren, beheersen (kans van voorkomen verkleinen of de effecten beperken) of vermijden. 

Er is een verschil tussen security management en security risk management bij het beoordelingsproces: security management gaat uit van de situatie dat een incident altijd en overal kan plaatsvinden, bij security risk management vindt de genoemde risicoafweging plaats.

 

Om een dergelijke risicoafweging, passend binnen de doelstellingen van de organisatie, te kunnen maken zijn beleidskeuzen nodig. In dit beleid, dat voor alle locaties en objecten van een organisatie geldt, moet -onder andere- worden beschreven wat de te bereiken doelstellingen voor security zijn, met welk daderprofiel rekening wordt gehouden, wat de te beschermen belangen zijn voor zowel de organisatie zelf als de directe omgeving, met welke incidentscenario’s (type en frequentie) rekening wordt gehouden en op welke manier de risicoafweging wordt gemaakt. Ook de uitkomsten van de risicoafweging vinden hierin hun plek.

 

Binnen de aanpak van SRM worden daarbij drie poorten onderscheiden. Iedere poort geeft aan op welke wijze inbreuken kunnen plaats vinden. Dit zijn de ‘logische’ poort (cyber), de ‘personele’ poort (betrouwbaarheid) en de ‘fysieke’ poort (bescherming). Ieder van deze poorten behoeft uitwerking. Binnen de context van deze opdracht kijken wij alleen naar de fysieke poort.

 

De keuzes die in dit beleid worden beschreven, worden vervolgens omgezet in beheersingsmaatregelen, die zijn onder te verdelen in organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen (OBE). Daarnaast wordt gekeken waar in de veiligheidsketen (proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg) de meest effectieve en kostenefficiënte oplossing wordt gevonden. Dit laatste wordt vastgelegd in een beveiligingsplan specifiek voor een object of locatie.

 

Een manier om gestructureerd naar de uitwerking te kijken kan het instrument van de veiligheidsketen worden benut, die bestaat uit een aantal stappen die ieder voor zich bedraagt aan de beheersing van de risico’s

• Proactie: in het ontwerp zo veel  mogelijk risico’s elimineren (o.a. CPTED, zonering, bouwkundige aanpassingen)

• Preventie: door extra maatregelen niet beheerste risico’s beheersen (o.a. toegangsbeheersing, camera’s)

• Preparatie: voorbereiding op mogelijk incidenten (o.a. opleiden, trainen, oefenen, procedures en instructies)

• Pre-emptie: ingrijpen voordat zich een incident voordoet (o.a. toezicht, surveillance, profiling, cameraobservatie)

• Repressie: ingrijpen tijdens een incident (o.a. inzet beveiligers, handhavers, BOA’s, politie)

• Nazorg: begeleiding na een incident (o.a. opvang, hulpverlening, incidentregistratie)

 

Met de toepassing van deze veiligheidsketen wordt het gehele proces beheerst. Hoe eerder in deze keten de maatregelen worden genomen hoe kosten-effectiever de beheersing van risico’s wordt vormgegeven. Het maken van beleid met doelstellingen, veiligheidseffectrapportage en dergelijke gaat aan dit proces vooraf.